Gewelfvak0000.0011

 

 Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 1997 3e druk, sterk uitgebreid/1e druk: 1953 [644 blz. ISBN 90.74310.33.8]. Hierin "Gewelfveld": blz.: 189 ("deel van een plattegrond dat door een gewelf wordt overspannen; travee" - dit is de volledige tekst).
(Opmerking: deze definitie wijkt af van de gangbare interpretatie van de term 'gewelfveld', maar beschrijft wat als een 'gewelfvak' wordt gezien)

 

 engels

- Harris, John & Jill Lever, Illustrated Glossary of Architecture 850-1830. London (Faber and Faber), 1966. [304 blz. SBN 571.09074.5] (met ca 250 foto's, deels met benoeming van termen). Hierin blz. 72 ("Severy: a bay or compartment of a vault" - dit is de volledige tekst), afb-nr 32.

 duits

- Koepf, Hans, Bildwörterbuch der Architektur. Deel in de serie 'Kröners Tachenausgabe', nr 194. Stuttgart (Kröner), 1985 ongewijzigde herdruk van 2e druk uit 1974/1e druk 1968. [451 blz. ISBN 3.520.19402.3]. Hierin: blz. 175 ("Gewölbefeld, Travée, Grundfläche eines Gewölbeabschnitts, der durch Stürtzen, Gurt- und Scheidbogen als volständiges Einzelelement eines grösseren Gewölbesystems ausgeschieden ist." - dit is de volledige tekst). (Opmerking: deze betekenis wijkt af van de gebruikelijke, nl. 'gewelfvak')

- Lützeler, Heinrich, Bildwürterbuch der Kunst. Dreieich (Komet & Meco), 2000. [440, ISBN 3.89836.164.0]. Hierin: blz. 155 (In de beschrijving van het stergewelf: "Die einzelnen Joche treten noch als besondere Abschitte hervor").

 frans

- Vigan, Jean de, Le petit Dicobat. Dictionnaire général du bâtiment. Ris-Orangis (Arcature), 1994. [957 blz. ISBN 2.9504805.2.7]. Hierin: blz. 859 ("Travée de voûte est la portion de voûte comprise entre deux arcs doubleaux, ou entre deux rangs transversaux de piliers")

 

 Citaten met 'gewelfvak':

- Vermeulen, F.A.J., De Monumenten van Geschiedenis en Kunst in de Provincie Gelderland. Onderdeel van het eerste stuk: de Monumenten in de Bommeler- en de Tielerwaard. Eerste aflevering (Bommelerwaard). Deel in de serie 'De Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst'. 's-Gravenhage (Algemeene Landsdrukkerij), 1932. [288 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 409-410 ("De ribben der stergewelven komen in de hoeken der gewelfvakken neer op staafvormige aanzetten (afb. 348), die in de tweede en in de derde of middelste travee van den binnensten zuidbeuk versierd zijn met schildhoudende engelenfiguurtjes.").

- Kuile, E.H. ter, Zuid-Salland. Deel in de serie 'De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst', deel IV: de provincie Overijssel, 2e stuk: Zuid-Salland. 's -Gravenhage (Staatsuitgeverij), 1964. [117 blz. plus 338 afb. ISBN -]. Hierin: blz. 36 ("Kolonnetten van trachiet, overeenkomende met die tegen de pijlers van de oostelijke kruising, verdelen het rechthoekige deel van het koor in twee gewelfvakken. Zij onderscheiden zich door de sierlijke bewerking van de hoekblaadjes der basementen (afb. 62, 63). Net onder de gewelven zijn sporen zichtbaar van laat-romaanse vensters die werden ingebroken toen het hoge koor in twee gewelfvakken werd verdeeld. Ook zijn nog moeten te zien van de nissen, vier op een rij aan elke zijde, die de oorspronkelijke koorvensters hebben omvat."), 44 ("Ten aanzien van het uiterste westen van het noorderzijschip kan men boven de gewelven zien dat ter plaatse van het bestaande éne gewelfvak er aanvankelijk twee waren ontworpen. Toen men één enkel gewelf besloot te maken moest men vaststellen dat de kop van het uiterste venster in de noordmuur boven de gewelfaansluiting ter plaatse uitstak."), 51 ("een lage kapel van vier gewelfvakken met een middenpijler, waarop een verdieping kwam die als sacristie diende.")

- Haslinghuis, E.J. & C.J.A.C. Peeters, De Dom van Utrecht. Deel in de serie 'De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst', deel 2: de provincie Utrecht, 1e stuk: de gemeente Utrecht, 2e aflevering. 's-Gravenhage (Staatsuitgeverij), 1965. [355 blz. (gepagineerd 145-500). ISBN -]. Hierin: blz. 220 ("Elk der kapellen wordt, met het aangrenzende gewelfvak van de zuidbeuk, overdakt door een modern leien schilddak"), 227-231 ("De gewelfvakken zijn van elkaar gescheiden niet door gordelbogen maar door ribben van dezelfde dikte als de overige (profiel: drie peerkralen, waarvan de middelste iets zwaarder dan de andere).").

- Wezel, G.W.C. van, De Onze-Lieve-Vrouwekerk en de grafkapel voor Oranje-Nassau te Breda. Deel in de serie 'De Nederlandse Monumenten van Geschiedenis en Kunst'. Zeist (RdMz), Zwolle (Waanders), 2003cop. [484 blz. ISBN 90.400.8746.6]. Hierin: blz. 45 ("Later werd aan de sluitstenen ook de functie van merkteken meegegeven. Als belangrijk bouwelement, onwrikbaar verbonden aan een deel of een kapel van de kerk, legde deze steen de betekenis of een kenmerk van het betreffende gewelfvak vast.").